Welke renteaftrekbeperkingen zijn er?

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zijn verschillende aftrekbeperkingen van de rente opgenomen. Met deze beperkingen wil Nederland misbruik voorkomen.

10a
Art. 10a is bedoeld om het kunstmatig creëren van rentelasten die ten koste gaan van de Nederlandse belastinggrondslag tegen te gaan. Het gaat dan om onzakelijke rentelasten in concernverband. Het verschuiven van de belastingdruk naar een laag belast land wordt zo tegengegaan. Het artikel richt zich tegen het uithollen van Nederlandse winst door in een aantal situaties de aftrek van rente uit te sluiten. Wanneer er sprake is van een zakelijke rente of er naar Nederlandse maatstaven een redelijke winstbelasting wordt betaald (>10%) is art 10a niet van toepassing.

10b
10b richt zich op renteloze en laagrentende leningen in concernverband. Het doel is het tegengaan van een internationale mismatch. Van een internationale mismatch is sprake wanneer de buitenlandse geldverstrekker geen rente-inkomsten op de lening in aanmerking zou behoeven te nemen terwijl de Nederlandse fiscus aan de belastingplichtige in Nederland gevestigd op grond van het totaalwinstprincipe (art 8b lid 1) wel aftrek zou moeten toestaan.

Wanneer een belastingplichtige van een gelieerd lichaam een geldlening heeft verkregen zonder een vaste aflossingsdatum (looptijd lening, tussentijdse aflossingen zijn niet van belang) of een datum die >10 jaar na het tijdstip van het aangaan van de lening ligt, en er geen of een onzakelijke vergoeding op de lening is overeengekomen, dan mag die vergoeding niet in aftrek worden gebracht. Ook waarde mutaties blijven bij de winstbepaling van belastingplichtige buiten beschouwing. Art 10b kan niet samen gaan met de deelnemingsvrijstelling!

Wat is het verschil tussen art. 10a en art. 10d?
Het verschil tussen art. 10a en 10d bestaat hierin dat art. 10a zich richt tegen specifieke transacties die bij de belastingplichtige tot uitholling van de Nederlandse belastinggrondslag leiden, ongeacht de financieringsstructuur van de belastingplichtige, terwijl art. 10d zich richt tegen onderkapitalisatie van de belastingplichtige, ongeacht de transacties die deze verricht.

10d
Art. 10d zorgt ervoor dat groepsrente niet in aftrek komt wanneer sprake is van excessieve financiering, dat wil zeggen; voor zover de verhouding tussen vreemd en eigen vermogen per saldo groter is dan 3:1. Het vreemd vermogen mag dus maximaal 3 keer zo groot zijn als het eigen vermogen (er geldt een drempel van 500.000). Dit wordt ook wel de thincapregeling genoemd, het is bedoeld om internationaal opererende concerns die de belastinggrondslag met groepsleningen kunnen uithollen te treffen. Slechts voor zover de verhouding tussen het vreemd en eigen vermogen hoger is dan die van het concern is sprake van een te veel aan vreemd vermogen.

15ad
Art. 15ad is gericht tegen overnameholdingconstructies waarbij de grondslag van de overgenomen onderneming excessief wordt uitgehold. De rente over de overnameschuld kan niet onbeperkt in aftrek worden gebracht op de winst van de overgenomen vennootschap. De winst van de overgenomen vennootschap verdwijnt grotendeels uit de heffingsgrondslag.

13l
Art 13l is een voorgestelde aftrekbeperking op bovenmatige deelnemingsrente (die eventueel verband houd met de verwerving of uitbreiding van een verbonden lichaam). Er is bij dit artikel veel samenloop met de artikelen 15ad en 10a.