Verschillende soorten belastingen kunnen onder een financiële activiteitenbelasting (FAT) worden verstaan. Doorgaans wordt hiermee gedoeld op een belasting op lonen en winsten in de financiële sector, zoals geopperd door het IMF.
De gedachte achter de FAT is dat hiermee marktfalen en marktverstoringen in de sector kunnen worden aangepakt. Zo zou een belasting op excessieve lonen en excessieve winsten van banken de prikkel om risico’s te nemen kunnen verkleinen. De opbrengst van extra risico voor zowel aandeelhouders als werknemers is dan immers kleiner.
Hoewel zo’n belasting enige corrigerende werking vooraf zou kunnen hebben, kleven hier ook belangrijke bezwaren aan. Zo is het moeilijk goed te bepalen wanneer sprake is van normale dan wel excessieve lonen en winsten. Ook bestaat de kans dat door winsten en lonen te belasten juist die banken geraakt worden die vanwege goed beleid en risicobeheer goed de crisis zijn doorgekomen. Achteraf kan de belasting dus averechts werken. Bovendien is toezicht op bankenrisico’s ook een taak van DNB, de prudentiële toezichthouder. Deze heeft sinds januari van dit jaar ook expliciet de mogelijkheid om hierbij te toetsen of het beloningsbeleid aanzet tot het nemen van risico’s.
Tot slot geldt dat de FAT een economisch concept is dat in de praktijk nog niet veel is toegepast. Daarmee bestaat onzekerheid over de werking van de belasting in de praktijk en zijn de administratieve lasten naar verwachting relatief hoog.