Schijnzelfstandigheid betekent dat er gewerkt wordt in een situatie die volgens de wet niets met zelfstandigheid te maken heeft: er is sprake van een dienstbetrekking. Er kan sprake zijn van schijnzelfstandigheid in de zin van de mededingingsregels, het privaatrecht of fiscaal recht.
Schijnzelfstandigheid in het fiscaal recht
Van schijnzelfstandigheid in de fiscaliteit is sprake indien er in werkelijkheid geen sprake is van een zelfstandige zonder personeel (zzp’er), maar van een persoon in dienstbetrekking. Mensen willen graag als ondernemer voor de inkomstenbelasting worden aangemerkt omdat zij daardoor in aanmerking komen voor bepaalde belastingvoordelen zoals de ondernemersaftrek (zelfstandigenaftrek, startersaftrek enz). Maar wie geen echte ondernemer is, maar zich wel zo voordoet voor de Belastingdienst, noemt men een schijnzelfstandige.
Van een schijnzelfstandige is bijvoorbeeld sprake wanneer de persoon in kwestie slechts 1 opdrachtgever heeft. Er is dan vaak sprake van een verkapte dienstbetrekking. Ook indien er sprake is van een gezagsverhouding wijst dit vaak op schijnzelfstandigheid. Een zzp’er werkt zelfstandig zonder daarbij verantwoording af te hoeven leggen aan iemand die boven hem staat.
Indien u binnen fiscaal recht aangemerkt wordt als schijnzelfstandige, neem dan contact op met Taksgemak voor advies. Ook indien er twijfel bestaat of er een conflict met de Belastingdienst is met betrekking tot schijnzelfstandigheid is het verstandig hierover advies in te winnen.
De mededingingsregels
Er is sprake van schijnzelfstandigheid in de zin van de mededingingsregels indien de Autoriteit Consument & Markt hier vindt dat er sprak is van een onderneming in de zin van 101 VWEU en de Mededingingswet. Daaruit volgt of er sprake is van schijnzelfstandigheid in de zin van het arrest van het Europese Hof van Justitie.
CAO
Het algemeen verbindend verklaren van cao-afspraken heeft op zich geen gevolgen voor de vraag of in een individuele arbeidsrelatie sprake is van schijnzelfstandigheid. Of daadwerkelijk sprake is van schijnzelfstandigheid zal uiteindelijk van geval tot geval door de rechter of de Autoriteit Consument & Markt beoordeeld moeten worden. Daarbij is het overigens wel voorstelbaar dat voor een bepaalde specifiek in een cao omschreven groep door de rechter of de Autoriteit Consument & Markt wordt uitgemaakt dat sprake is van schijnzelfstandigheid voor een groep in het geheel. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor orkestremplaçanten vallend onder de cao voor orkestremplaçanten.